Luc 17: 1 - 10

Inleiding
Dit is een gedeelte uit het zgn Reisbericht (Luc 9: 51 – 19: 28) dat verhaalt van Jezus reis naar Jeruzalem. Daarin weinig teksten die we ook bij Mc aantreffen, veel stof die Luc met Mat deelt (Q), en een aantal passages die we alleen bij Luc vinden. (zie inleiding op Luc - Hnd)
Hier en daar lijken de teksten thematisch bij elkaar geplaatst te zijn, bv over het aardse bezit (Luc 16: 1 – 31) of over het komende Godsrijk (Luc 17: 20 – 37). Ons gedeelte staat tussen die beide in. De reden dat de evangelist Luc 17: 1 – 10 en Luc 17: 11 – 17 hier plaatste is niet duidelijk: een inhoudelijke link naar de omringende hoofdstukken ontbreekt.

Luc 17: 1 – 3a (vgl Mc 9: 42 en Mat 18: 6v)
Tegen zijn leerlingen zei Hij: ‘Het is onvermijdelijk dat er valstrikken zijn, maar wee degene die ervoor verantwoordelijk is! 2 Het zou beter voor hem zijn als hij met een molensteen om zijn nek in zee werd geworpen dan dat hij ook maar een van deze geringe mensen ten val zou brengen. 3 Let dus goed op jezelf! (NBV21)

Waarschuwt Jezus hier zijn leerlingen voor valstrikken (Gr skandalon) van anderen? Dat zou kunnen, maar zeker waarschuwt hij ook zijn leerlingen (neemt u in acht, vers 3a) dat zíj geen valstrikken mogen zetten. Dus niet zo met andere mensen om moeten gaan, dat die ten val zouden komen. Nl door hen tot zonde te verleiden of door hen van hun geloof af te brengen. Hoe dat kan? Bv (zie bij 3b - 4) door bij zondig gedrag hen veel te streng daarop aan te spreken en geen ruimte voor berouw te laten. Of vergeving te weigeren als ze berouw hebben.

Om welke mensen gaat het? In 2b heten zij ‘deze geringe mensen’ (Gr. mikroon = kleinen) dus niet de twaalf leerlingen, maar mensen op dat moment in de buurt: volgelingen van Jezus die mee op weg zijn naar het Pesach feest in Jeruzalem. In 3b heet hij 'je broeder' (in het geloof, je medechristen; Lucas heeft altijd ook de kerk van zijn tijd op het oog). De twaalf discipelen zijn degenen die het meest vertrouwd zijn met Jezus. Maar de kring van mensen die bij hem horen, is veel ruimer. De discipelen zullen daar zorgvuldig mee omgaan. Het is niet de bedoeling van ‘deze geringe mensen’ af te komen omdat ze er weinig van begrepen hebben of er praktisch niets van terecht brengen.

Toch is het onmogelijk dat er geen valstrikken zijn en mensen ten val komen. Waarom is dat onvermijdelijk? Iets negatievs zal altijd weer proberen mensen van Jezus te vervreemden of het geloof en de saamhorigheid van de latere gemeente te ondermijnen. Bv door de twaalf (straks in vers vijf apostelen genoemd: de latere kerkleiding) harteloos te laten oordelen over anderen. Dat negatieve is dus iets in jezelf: je hoogmoed, ongeduld, ergernis etc, oftewel je primaire reactie op vervelend gedrag van de ander. Ipv zelfbeheersing en liefde laat je je door het negatieve bepalen.

Neem jezelf goed in acht want degene die een volgeling van Jezus doet struikelen had beter met een molensteen (Gr lithos mulikos) om zijn nek in zee gegooid kunnen worden. Beter zelf verdrinken en spoorloos verdwijnen (vgl Opb 18: 21) dan een ander van het geloof afbrengen! En hoeveel erger zal dan het lot of de straf zijn van iemand die een van deze geringen mensen wel ten val brengt?

Luc 17: 3b – 4 (vgl Mat 18: 15 en 21v)
Indien uw broeder zondigt, vermaan hem; indien hij berouw toont, vergeef hem. (LV14) En zelfs als hij zevenmaal per dag tegen u zondigt en zevenmaal tot u terugkomt en zegt: Ik heb berouw, zult gij het hem vergeven. (NBG51)

De discipelen moeten hun medegelovigen aanspreken op zondig gedrag en hem vergeven als hij spijt of berouw heeft. In het Grieks staat er metanoeoo, dat ook vaak met bekeren wordt vertaald. Het gaat dus niet alleen om een spijtbetuiging, maar ook om een ommekeer, een verandering in gedrag ten goede. Maar zelfs als hij terugvalt in zijn verkeerde gedrag, moet hij elke keer vergeven worden als hij berouw toont. Vergeven (Gr afièmi) betekent heel eenvoudig: loslaten. Hem niet vastpinnen op zijn verleden, maar daarvan ontslaan. Weer normaal met hem omgaan.

Luc 17: 5 – 6 (vgl Mat 17: 20)
5 Toen zeiden de apostelen tegen de Heer: ‘Geef ons meer geloof!’ 6 De Heer zei: ‘Als jullie geloof hadden als een mosterdzaadje, zouden jullie tegen die moerbeiboom zeggen: “Trek je wortels uit de grond en plant jezelf in de zee!” en hij zou jullie gehoorzamen.(NBV21)

Keer op keer vergeven? De discipelen (nu apostelen genoemd1) vinden dat teveel gevraagd. Ze denken dat ze al dat verdragen en vergeven niet kunnen opbrengen. Ze willen dat Jezus een wonder aan hen verricht, dat ze meer kracht, geduld, liefde hebben. Dat is de betekenis van ‘geef ons meer geloof’.

Dat gebed wordt echter niet verhoord! Want geloof kan niet meer of minder worden. Je hebt het of je hebt het niet. Als het geloof er is, vergeef je je naaste. Als het geloof er niet is, haat je hem. Je krijgt geen extra geloof (om elkaar te vergeven en andere lastige dingen) boven op je gewone geloof (over God, Jezus en andere dingen waar je met je verstand ja op zegt). Het hoort bij elkaar: je theoretische geloof en hoe je met elkaar omgaat. Geloof dat niets betekent voor hoe je als gemeenteleden met elkaar omgaat en wat je als kerk voor je omgeving betekent, een geloof zonder navolging, zonder kruis is misschien een mooie theorie, een verheven gedachte, maar het is geen geloof.2

Geloof is niet iets van veel of weinig (kwantitatief). Het is een instelling, een hoedanigheid van je hart en ziel (kwalitatief). Niet zo zeer een hebben, maar een zijn. Als je ‘het hebt’ of liever ‘zo bent’  al is het nog zo weinig (een mosterdzaadje – dat hield men voor het kleinste van alle), dan zijn grote, ‘onmogelijke’ dingen toch mogelijk. Bv een moerbeiboom3 opdracht geven om zichzelf te
ontwortelen en verplanten van land naar zee. Dus ook dat ‘onmogelijke’ verdragen en vergeven is dan te doen. Wie weet hoe vastgeroeste situaties nog weer los kunnen komen...

Waarom Jezus nu juist aan een moerbeiboom en zee denkt? Misschien waren ze tijdens het gesprek net in de buurt van zo’n boom. De zee kan ingegeven zijn door het eerder gezegde in vers twee.

Luc 17: 7 – 10 (niet bij Mc en Mat)
7 Als iemand van jullie een knecht heeft die ploegt of de kudden weidt, dan zal hij, wanneer die thuiskomt van het land, toch niet tegen hem zeggen: “Kom aanliggen en eet mee”? 8 Zal hij niet veel eerder tegen hem zeggen: “Maak iets te eten voor me klaar, doe je gordel om en bedien me terwijl ik eet en drink, en daarna kun je zelf eten en drinken”? 9 Hij bedankt de knecht toch niet omdat die gedaan heeft wat hem is opgedragen? 10 Hetzelfde geldt voor jullie; wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: “Wij zijn maar eenvoudige knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan.”’(NBV21)

De gelijkenis gaat over ‘doen wat er gedaan moet worden’ en is zo gelinkt aan het voorafgaande: dat je vanwege je geloof de opdracht hebt elkaar te verdragen en vergeven.

Het is een merkwaardige gelijkenis. Jezus gaat ervan uit dat er onder zijn gevolg boeren zijn met landerijen en schaapskuddes en een knecht (Gr doulos, knecht of slaaf) om het werk te doen. Als baas van de knecht zullen ze naar de gewoonte van die tijd niets met hem overleggen, alleen in de gebiedende wijs hem toespreken. Hem uitnodigen om samen te eten of hem bedanken voor het werk is er niet bij: de knecht heeft immers niets bijzonders gedaan, alleen maar wat hem was opgedragen.
Maar om dat laatste gaat het: Zo moeten ook Jezus’ volgelingen alles doen waar ze voor zijn en wat de Heer van hen verwacht. Op het eind van de dag, op het eind van het leven moeten ze niet op iets bijzonders rekenen, maar zeggen: we zijn maar eenvoudige knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan4.

Terugblik
Het motief van los en vast speelt een opvallende rol in deze verzen:

  • niet vergeven is iemand vastpinnen op zijn verleden < > vergeven betekent iemand los maken, ruimte geven
  • met een molensteen om de nek in zee geworpen worden betekent verdrinken en nooit meer van je plek komen < > een moerbeiboom die zichzelf ontwortelt en verplaatst naar de zee.

Gespreksvragen
* Wat zijn valstrikken en ergernissen waardoor mensen tegenwoordig van de kerk afhaken?
* Vind je het moeilijk of gemakkelijk om op de stem van de liefde afgestemd te blijven ipv je te laten leiden door je primaire gevoelens?
* Wat is het verschil tussen vergeven en alles door de vingers zien?
* Bidden om meer geloof is een teken van geen (0,0) geloof, zelfs niet van een heel klein beetje (als een mosterdzaadje), maar wat anders. Wat? Hoe zou je dat 'geloof dat geen geloof is' noemen?.
* Wat maakt een klein beetje geloof tot wel echt geloof?
* Hoe past 1 Kor 13 bij deze dingen?


-----
1 In Luc 6: 13 de naam voor de 12 discipelen, zo ook in 9:10; 11: 49; 17: 5; 22: 14; 24: 10; en 29x in Hnd.
2 vgl de Vries, Met Lucas onderweg naar de kerk p. 13
3 Moerbeiboom of Morus nigra (L), de zwarte variant kan 10 m hoog worden en geeft zoetzure braamachtige vruchten.
In na-Bijbelse tijden kwam ook de witte variant naar Israël, het blad daarvan is het favoriete voedsel van de zijderups.
4 Vgl Paulus? Anselmus: met werken van de wet bouw je geen krediet op, je lost er geen schuld mee af. Je doet gewoon wat er van je verwacht mag worden.

terug

Afkortingen

Bijbelboeken > Register kolom 2
adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
CGK = Christelijk Gereformeerde Kerk
DL = Dordtse Leerregels
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
Gr = Grieks
HCat = Heidelbergse Catechismus
Hebr = Hebreeuws
HTB = Het Boek
HSV = Herziene  Staten Vertaling
Lat = Latijn
LXX = Septuaginta (Griekse Vertaling vh OT; 250 - 50 vC)
LV14 = Leidse Vertaling 1914
M = Meditatie (bv 1 Kor 13 M = Meditatie over 1 Kor 13)
NA - Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Bijbelvertaling van het NBG (1951)
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van het NBG (2021)
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
Pr = Preek (Ps 84 Pr = Preek over Psalm 84)
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
v = volgende vers (bv Ps 1: 1v betekent Ps 1: 1 - 2)
vv = volgende  verzen (bv Ps 1: 1vv betekent Ps 1: 1 - 3)
vC =  voor Christus