Intro
Aan de hand van het voorbeeldverhaal 'Jozef uit de weg geruimd' (Gen 37: 12 - 36) vind je hier een manier om de verhalen van Bijbel intensiever te lezen en beter te begrijpen. Deze leeswijze kun je gebruiken voor je eigen Bijbelstudie, maar is ook heel geschikt voor gespreksgroepen. Lees verder
1 Welke vertaling?
De Bijbel bestaat uit Hebreeuwse, Aramese en Griekse boeken. Moeten we die talen kennen om de teksten te kunnen begrijpen? Of kunnen we met een vertaling werken? En zo ja, welke dan?
2 Indeling en eerste indrukken
Indeling van de voorbeeldtekst Gen 37, 12 - 36 (Jozef uit de weg geruimd) en enkele opvallende zaken.
3 Lezing adhv vragen
Nu we enigszins met de tekst vertrouwd zijn, gaan we die aan de hand van een aantal vragen die proberen beter te begrijpen.
4 Tijd
In een verhaal speelt zich iets af, dat een bepaalde tijd duurt. Dat is de vertelde tijd. Meestal wordt iets van begin tot eind, in de volgorde van het gebeuren verteld: chronologie. Maar er kunnen vooruitblikken en terugblikken zijn. Het kost ook tijd om het verhaal te vertellen: verteltijd
5 De verteller en zijn personages
De verteller is - literair gezien - tot alles in staat: hij ordent de tijd, schetst de ruimte, voert personages af en aan enz. Als hij wil dat een ezel spreekt, dan gebeurt dat.
6 Handeling, held, queeste en plot
Elke schrijver maakt een keus: wat vertel ik wel en niet? De schrijver maakt dus een selectie: op basis van zijn visie vertelt hij alleen die dingen die hij relevant vindt. Al het andere (bv het landschap, het weer enz) laat hij weg.
7 Tijd en ruimte
Een verhaal speelt zich af in de tijd, op een of meer plaatsen. Daaraan gekoppeld is het optreden van personen en hun verdwijnen. Door te letten op deze dingen, wint het verhaal aan betekenis. Het helpt je ook bij een goede indeling (2).
8 Herhalingen
In de Bijbelse Verhalen vinden we veel herhalingen: varianten van hetzelfde woord (synoniemen), letterlijke herhalingen van zinsdelen, maar ook minder letterlijke.
9 Gezichtspunten, kennis en waarden
De verteller geeft informatie in zijn verhaal. Het is belangrijk om na te gaan wie wat weet. Zo kom je op het spoor waar en voor wie het spannend wordt. Door zijn woordkeus maakt de schrijver ook duidelijk wat de moraal van het verhaal is.
10 Akte, cyclus en boek
Vanuit letterkundig oogpunt bezien is het verhaal de literaire eenheid.
Zo'n literaire eenheid of is opgebouwd uit kleinere eenheden van alinea's en scenes. (zie bij 2 eerste lezing en indeling)
Maar we kunnen ook op zoek gaan naar grotere eenheden: bedrijf, krans, gehele Bijbelboek.
Zo'n literaire eenheid of is opgebouwd uit kleinere eenheden van alinea's en scenes. (zie bij 2 eerste lezing en indeling)
Maar we kunnen ook op zoek gaan naar grotere eenheden: bedrijf, krans, gehele Bijbelboek.
11 Proza en poëzie
Het Hebreeuwse OT laat duidelijke verschillen zien tussen proza en poëzie. Uitvoeriger over Hebr poëzie in cursus poëzie lezen. Hier gaat het over poëzie die in de verhalende Bijbelboeken voorkomt, dus poëzie ingebed in proza.
12 Nieuwe Testament
De methode van Fokkelman is met enige veranderingen ook goed te gebruiken voor de verhalende geschriften van het NT: de evangeliën en Handelingen der apostelen.
Afkortingen
Afkortingen Bijbelboeken > Register kolom 2adhv = aan de hand van
Afb = Afbeelding
BGT = Bijbel in Gewone Taal
BHS = Biblia Hebraica Stuttgartensie (Hebr. OT)
DL = Dordtse Leerregels
GNT = Griekse Nieuwe Testament (Nestle-Aland)
HCat = Heidelbergse Catechismus
HTB = Het Boek
HSV = Herziene Staten Vertaling
LXX = Septuaginta (Griekse Vertaling vh OT; 250 - 50 vC)
LV14 = Leidse Vertaling 1914
NA - Nestle-Aland, 27-ste druk (Grieks NT)
NB = Naardense Bijbel (P. Oussoren, 2004)
NBG = Nederlands Bijbel Genootschap
NBG51 = Vertaling van 1951
NBV21 = Nieuwe Bijbel Vertaling van 2021
nC = na Christus
NGB = Nederlandse GeloofsBelijdenis
NT = Nieuwe of tweede Testament
OT = Oude of eerste Testament
PKN = Protestantse Kerk Nederland
RKK = Rooms Katholieke Kerk
SV = Staten Vertaling
TeNaCh = Torah+Nebiïm+Chetoebim
vC = voor Christus